Bedrijfsfraude kan worden verklaard door de zogenoemde fraudedriehoek. Deze door Cressey (1953) ontwikkelde theorie benoemt een drietal elementen van fraude.
Ten eerste dient sprake te zijn van een bepaalde mate van druk of motivatie waardoor de fraudeur de noodzaak voelt tot fraude over te gaan. Denk hierbij aan persoonlijke problemen, zoals een verslaving of schulden. Ook externe factoren kunnen uiteraard zorgen voor druk, zoals verwachtingen van naasten of door de werkgever opgelegde targets.
Ten tweede dient sprake te zijn van voldoende gelegenheid. Het moet simpelweg mogelijk zijn om fraude te plegen. Denk hierbij aan het plaatsen van vergaande bevoegdheden bij één persoon en de afwezigheid van checks and balances.
Ten derde dient sprake te zijn van een zekere mate van rationalisatie. De fraudeur praat zijn gedrag als het ware voor zich zelf goed. Hij rechtvaardigt zijn handelen, met de gedachte dat anderen het ook doen, of bijvoorbeeld omdat hij jarenlang is onderbetaald. De mores binnen een onderneming kunnen zowel positief als negatief bijdragen aan het proces van rationalisatie.
De coronamaatregelen hebben naar verwachting grote impact op de economie en daarmee op de werkgelegenheid. Dit kan op verschillende wijze leiden tot een toename van de motivatie om te frauderen. Uit onderzoek van ACFE (Association of Certified Fraud Examiners) blijkt dat meer dan 42% van de bedrijfsfraudeurs een te groot uitgavepatroon heeft en 26% te kampen heeft met financiële problemen. De dreiging van een ontslag of het ontslag van een levenspartner kan de druk op een werknemer om te frauderen dan ook verhogen.
Ook kan een op handen zijnde reorganisatie er mogelijk toe leiden dat werknemers extra druk ervaren om hun targets te halen. Mogelijk om zich te onderscheiden van hun collega’s maar mogelijk ook juist om op onrechtmatige wijze de cijfers van de onderneming te verbeteren.
Ten tweede zorgen de coronamaatregelen voor nieuwe werkwijzen. Zo geldt het dringende advies om zoveel mogelijk thuis te werken, terwijl sommige ondernemingen ervoor hebben gekozen hun bedrijfsvoering anders in te richten. Door deze nieuwe werkwijzen ontstaan nieuwe gelegenheden om fraude te plegen. Daar komt bij dat interne protocollen vaak nog zijn geschreven voor de oude situatie, terwijl de fraudepreventie en fraudeaanpak in tijden van crises veelal niet de hoogste prioriteit hebben.
Zoals wij eerder beschreven, zullen beroepsfraudeurs op deze nieuwe omstandigheden inspelen, terwijl gelegenheidsfraudeurs nieuwe mogelijkheden tot fraude wordt geboden.
De coronamaatregelen kunnen echter ook de mogelijkheden op fraude verminderen. Zo wordt enerzijds gevreesd dat witwassen eenvoudiger wordt doordat meer ondernemingen in financiële problemen verkeren en daardoor meer ondernemers geneigd zullen zijn gelden met onbekende herkomst aan te nemen. Aan de andere kant kunnen sommige reeds bestaande vormen van witwassen worden bemoeilijkt.
Zo vinden als gevolg van coronamaatregelen minder betalingen plaats in cash, terwijl door de beperkte reismogelijkheden het complexer wordt gelden fysiek van het ene land naar het andere te verplaatsen. Tevens kan gedacht worden aan ondernemingen die enkel als dekmantel fungeren, terwijl niet kan worden verantwoord hoe dergelijke ondernemingen in deze tijd een hoge omzet genereren. Deze fraudeurs zullen hun gedragingen moeten staken, of op zoek moeten gaan naar nieuwe gelegenheden.
De coronamaatregelen kunnen dan ook op verschillende wijze invloed hebben op mogelijkheden om daadwerkelijk fraude te plegen.
Dit geldt ook voor het derde element van bedrijfsfraude: rationalisatie. Het is de verwachting dat mensen vanwege de economische gevolgen van de coronamaatregelen eerder bereid zijn hun frauduleuze gedragingen te rationaliseren. Zo blijkt uit onderzoek dat meer dan de helft van de Nederlandse werknemers gelooft dat managers bereid zijn gedragsregels te schenden in hun streven de onderneming door de crisis te leiden. Daarnaast kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een werknemer die het onterecht vindt dat hij na jarenlange loyaliteit nu zijn baan dreigt kwijt te raken.
Anderzijds kunnen de coronamaatregelen juist ook het proces van rationalisatie een halt toeroepen. Een bedrijfscultuur waarbinnen onethisch gedrag bewust of onbewust wordt gekoesterd en beloond, kan bijdragen aan de rationalisatie door het individu. Door toename van thuiswerken kan de impact van een dergelijke bedrijfscultuur op het individu juist afnemen.
De coronamaatregelen kunnen een aanzienlijke impact hebben op alle drie de elementen van fraude. Het is dan ook van belang om na te gaan in hoeverre het voorgaande op uw onderneming van toepassing is en daarbij te controleren of de interne controle en administratieve organisatie nog voldoende up-to-date is. Tegelijkertijd is het van groot belang aandacht te houden aan de wijze waarop de normen en waarden van uw onderneming behouden blijven, ook in tijden van crises.
Vermoedt u fraude binnen uw organisatie, neem dan zo snel mogelijk contact op met de specialisten van Bureau Bedrijfsfraude.