Recentelijk heeft de Hoge Raad zich uitgelaten over een andere mogelijkheid voor de werkgever, namelijk het buitengerechtelijk (lees: zonder tussenkomst van een rechter) vernietigen van de arbeidsovereenkomst door een beroep op bedrog.
Op een vacature voor klinisch psycholoog bij een zorginstelling solliciteert een kandidaat die in zijn cv aangeeft klinisch psycholoog te zijn. Hij geeft aan alle daarvoor benodigde opleidingen en ervaring te hebben en daarbij lid te zijn van specialisatieverenigingen waarvoor specifieke opleidingen en certificering vereist zijn. De kandidaat wordt aangenomen in de functie van directeur zorg. Na enkele maanden blijkt het cv grotendeels verzonnen. Zowel genoemde opleidingen blijken niet gevolgd, lidmaatschappen blijken onjuist en de directeur blijkt onbekend bij meerdere verenigingen waarvan hij gezegd heeft lid te zijn. De instelling vernietigt de arbeidsovereenkomst wegens bedrog en vordert betaald salaris terug.
Partijen die samen een overeenkomst hebben gesloten, kunnen deze overeenkomst vernietigen als er sprake is van een zogenaamd wilsgebrek. Een wilsgebrek houdt in dat ten minste één van de partijen bij de overeenkomst deze overeenkomst niet had willen sluiten, althans niet als die partij van tevoren over alle informatie had beschikt. Een voorbeeld van een wilsgebrek is bedrog. Voor een beroep op bedrog moet aan drie eisen zijn voldaan:
In de hiervoor genoemde uitspraak van de Hoge Raad is geoordeeld dat een werkgever bij cv-fraude de arbeidsovereenkomst onder omstandigheden kan vernietigen op grond van bedrog. Of dat in een bepaald geval kan, zal afhankelijk zijn van de aard en de ernst van het bedrog.
Als een werkgever ervoor kiest de arbeidsovereenkomst te vernietigen, betekent dat juridisch gezien de arbeidsovereenkomst nooit heeft bestaan. De vernietiging werkt dus terug naar het moment waarop het bedrog werd gepleegd en dat is een belangrijk verschil met een ontslag (op staande voet). Dat betekent niet dat een werkgever altijd het reeds betaalde loon van de werknemer kan terugvorderen. De prestatie die de werknemer heeft geleverd, valt immers niet terug te vorderen. Als de werkgever daar wel voordeel van heeft gehad, moet daar een vergoeding tegenover staan. Dit kan bijvoorbeeld het al betaalde loon zijn of een gedeelte daarvan. Of de werkgever voordeel heeft gehad van het werk van de werknemer, en welke vergoeding daar dan tegenover moet staan, is afhankelijk van de omstandigheden van het individuele geval en zal dus van geval tot geval verschillen. Ook kan de rechter de gevolgen van de vernietiging geheel of gedeeltelijk buiten werking stellen, als de ingetreden gevolgen van de arbeidsovereenkomst niet zomaar ongedaan kunnen worden gemaakt.
Zoals gezegd heeft de arbeidsovereenkomst, als die op grond van bedrog wegens cv-fraude voorafgaand aan indiensttreding wordt vernietigd, juridisch gezien nooit bestaan. Dat is niet het geval bij ontslag, bijvoorbeeld op staande voet. Een belangrijk verschil is dus dat een werkgever bij ontslag op staande voet verplicht is het loon tot het moment van ontslag door te betalen, terwijl dat bij vernietiging niet het geval hoeft te zijn. Een ander verschil is dat een ontslag op staande voet onverwijld, dus onmiddellijk, moet worden gegeven, terwijl die eis bij vernietiging wegens bedrog niet gesteld wordt. In de praktijk zal het in veel gevallen verstandig zijn om vernietiging van de arbeidsovereenkomst op grond van bedrog te combineren met een (voorwaardelijk) ontslag op staande voet of, als dit niet onverwijld is gebeurd, een (voorwaardelijk) ontbindingsverzoek op grond van (ernstig) verwijtbaar handelen bij de kantonrechter.