Als verklaring voor deze ondervertegenwoordiging wordt in de literatuur regelmatig gewezen op het glazen plafond. Eén van de belangrijkste voorwaarden voor bedrijfsfraude is immers de gelegenheid om fraude te kunnen plegen. De ondervertegenwoordiging van vrouwen in de top van het bedrijfsleven, zou volgens deze theorie gepaard gaan met de ondervertegenwoordiging van vrouwelijke bedrijfsfraudeurs.
Vrouwen zijn echter in het algemeen sterk ondervertegenwoordigd in de criminaliteitscijfers. Zoals blijkt uit de meest recente cijfers van het CBS is slechts 18% van het aantal geregistreerde unieke verdachten vrouw. Bij geweldsdelicten, ligt dit percentage slechts rond de 12%. Bij vermogensdelicten, waaronder diefstal, loopt dit percentage op tot 25,2 %.
Mogelijk kan de ondervertegenwoordiging van vrouwen in witteboordencriminaliteit dan ook worden verklaard doordat vrouwen in algemene zin minder geneigd zijn tot het plegen van strafbare feiten.
De vraag is dan ook: Leidt een toename van vrouwen in witteboordenbanen tot een toename van vrouwelijke witteboordencriminelen? Oftewel, maakt de gelegenheid de bedrijfsfraudeur? Of zijn vrouwen simpelweg minder geneigd of bereid tot het plegen van bedrijfsfraude? Recent onderzoek leidt tot de verwachting dat de toename van vrouwen in de top van het bedrijfsleven zal leiden tot een afname van witteboordencriminaliteit.
Als dit laatste het geval is, is alleen dat al een reden om het glazen plafond verder af te breken!